Brengt advies uit over het ontwerp van provinciaal Beleidsplan Ruimte van de provincie West-Vlaanderen.
Aanleiding
Momenteel maakt de provincie West-Vlaanderen een Beleidsplan Ruimte op. In dit beleidsdocument worden de krijtlijnen voor de toekomstige ruimte van de provincie West-Vlaanderen uitgetekend. Het Beleidsplan Ruimte West-Vlaanderen is de opvolger van het provinciaal ruimtelijk structuurplan (PRS). Daar waar het PRS allesomvattend is en heel breed ingaat op zeer diverse thema’s, beperkt een beleidsplan zich tot een strategische visie en één of meerdere beleidskaders. De strategische visie omschrijft de langetermijnvisie op de West-Vlaamse ruimte en wordt verder geconcretiseerd in 6 beleidskaders die meer operationeel en actiegericht zijn. Beleidskaders kunnen worden herzien, toegevoegd of opgeheven.
Op 27 september 2018 nam de provincieraad van West-Vlaanderen de beslissing om een Beleidsplan Ruimte op te maken.
Gelijktijdig met de uitwerking van het Beleidsplan Ruimte West-Vlaanderen werd ook het plan-MER (plan-milieueffectrapport) uitgewerkt door een erkende MER-coördinator, in casu Sweco. Het proces van het plan-MER wordt daarbij ingepast in het proces voor het Beleidsplan Ruimte West-Vlaanderen, beide processen lopen parallel en vullen elkaar aan vanuit een stapsgewijze wisselwerking. Het plan-MER gaat dieper in op de milieueffecten van het provinciaal Beleidsplan Ruimte.
In aanloop naar het ontwerp Beleidsplan Ruimte West-Vlaanderen dat nu voorligt, werden reeds de conceptnota en het voorontwerp geadviseerd door het college van burgemeester en schepenen op respectievelijk 21 december 2022 en 3 januari 2024.
De provincieraad stelde het ontwerp Beleidsplan Ruimte West-Vlaanderen voorlopig vast en nam kennis van het ontwerp plan-MER op 20 juni 2024.
Momenteel loopt voor het ontwerp Beleidsplan Ruimte West-Vlaanderen een openbaar onderzoek van 24 februari 2025 tot en met 25 mei 2025 (90 dagen). Het openbaar onderzoek m.b.t. het ontwerp plan-MER werd inmiddels verlengd t.e.m. 30 juli 2025.
Elkeen kan over de inhoud van het ontwerp Beleidsplan Ruimte West-Vlaanderen en/of over de inhoud van het ontwerp plan-MER een reactie indienen. Tevens heeft de gemeenteraad de mogelijkheid om binnen de termijn van het openbaar onderzoek een advies te formuleren.
De adviezen, bezwaren en opmerkingen uit dit openbaar onderzoek worden behandeld door de provinciale commissie voor Ruimtelijke Ordening. Deze commissie neemt een standpunt in over het ontwerp Beleidsplan Ruimte en geeft aan welk gevolg het best kan gegeven worden aan de reacties uit het openbaar onderzoek.
Op basis van de adviezen, bezwaren en opmerkingen zal het plan al dan niet worden bijgestuurd en aan de provincieraad worden voorgelegd voor definitieve vaststelling.
Het college van burgemeester en schepenen legt een voorstel van advies voor aan de gemeenteraad. In aanloop naar dit gemeentelijk advies was er op 20 februari 2025 een regionale voorbereiding door Intercommunale Leiedal. Het gemeentelijk advies is hierop geënt, legt een aantal lokale accenten en focust tevens op een aantal bezorgdheden aangaande de gemeente Wevelgem.
Het gemeentelijk advies werd intussen ook besproken op de gemeenteraadscommissie Grondgebiedszaken van 28 april 2025.
Het gemeentelijk advies wordt ook geagendeerd op de gemeentelijke commissie voor Ruimtelijke Ordening van 13 mei 2025.
Naast een gemeentelijk advies wordt er door Intercommunale Leiedal ook een regionaal advies opgemaakt. Dit advies wordt formeel voorgelegd aan de raad van bestuur van Intercommunale Leiedal van 9 mei 2025. Ook het provinciaal bestuur van Boerenbond West-Vlaanderen heeft de gemeente per brief van 2 april 2025 op de hoogte gebracht van haar advies.
Gemeentelijk advies ontwerp Beleidsplan Ruimte West-Vlaanderen op voorstel van het college van burgemeester en schepenen:
Onderstaand gemeentelijk advies focust vooral op het ontwerp Beleidsplan Ruimte West-Vlaanderen.
Gemeenten die nog niet over een goedgekeurd Beleidsplan Ruimte beschikken, kunnen ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP) opmaken in uitvoering van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan (GRS) maar niet in uitvoering van een 'hoger' provinciaal of Vlaams beleidskader. Anderzijds wordt gesteld dat lopende gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen - voor de gemeente zijn dit RUP Wevelgem Kern en RUP open ruimte Moorsele - verenigbaar moeten zijn met de provinciale beleidskaders (in ontwerp of goedgekeurd).
Advies: Deze overgangsmaatregel lijkt wat contradictorisch. Gemeentelijke RUP's kunnen niet worden opgemaakt in uitvoering van hogere beleidskaders maar moeten er wel mee verenigbaar zijn. Er wordt geadviseerd om deze overgangsmaatregel te herzien zodat gemeenten zonder goedgekeurd Beleidsplan Ruimte ook beroep kunnen doen op hogere beleidskaders (voor bijvoorbeeld de opmaak van een ruimtelijk uitvoeringsplan).
In dit beleidskader wordt vooral de rol van de provincie geschetst in de gebiedsgerichte aanpak. In de voorgestelde methodiek worden gebiedsvisies als instrumenten voor maatwerk naar voor geschoven. Een nieuwe invulling of bestemming is enkel mogelijk op basis van een geïntegreerde en gedragen visie op de stad, het dorp of de wijk waarin de site gelegen is … Deze visie komt tot stand door participatie.
Advies: De geschetste methodiek is ook voor de gemeente zeer waardevol. Er wordt aangegeven op welk schaalniveau een gebiedsvisie het beste wordt opgemaakt, welke kwaliteiten er moeten worden nagestreefd en waar eventueel koppelkansen liggen. Voor bepaalde gebiedsgerichte projecten fungeert de provincie reeds als trekker. Zo neemt de provincie de regierol op voor de stedelijke open ruimte rond het klaverblad E403/A19. Er wordt geadviseerd om voldoende middelen en personeel in te zetten om deze rol daadwerkelijk te kunnen opnemen. Ook is er een grote nood aan data om een gebiedsvisie en bijhorend actieplan te onderbouwen.
Met dit beleidskader zet de provincie in op klimaatbestendigheid van de ruimte en dit door het versterken van het watersysteem, als belangrijk onderdeel van het fysisch systeem. Naast een generiek waterbeleid wordt ook een gebiedsspecifieke aanpak voorgesteld. Voor deze laatste wordt gebruik gemaakt van de watersysteemkaart.
Advies: De gemeente herhaalt haar advies van 3 januari 2024 om binnen dit beleidskader naast de watersysteemkaart ook een geomorfologische landschapsstructurenkaart te ontwikkelen (of ter beschikking te stellen). Met deze kaart krijgt men niet alleen inzicht in het waterbergend vermogen van een gebied maar ook in het functioneren van een watersysteem. Zo blijkt een zeer groot deel van het grondgebied van Wevelgem gelegen in de geomorfologische structuur van de 'Vlaamse Vallei', dit is een gebied met een groot potentieel waterbergend vermogen.
Landbouw is in de open ruimte een zeer belangrijke ruimtegebruiker en kent verschillende verschijningsvormen: akkerbouw, tuinbouw, veehouderij, ... De landbouwsector is een leverancier van voedsel, grondstoffen, energiegewassen, … Maar landbouw kan ook bijdragen aan een gezonde bodem, waterinfiltratie, erosiebestrijding, de verhoging van de biodiversiteit. In die zin is landbouw sterk afhankelijk van het fysisch systeem, maar heeft de sector tegelijkertijd ook een grote impact op het fysisch systeem. Gezien de klimaatveranderingen is er meer dan ooit nood aan een duurzaam landbouwmodel.
Advies: De economische factor van de landbouw wordt in dit beleidskader onderbelicht. De landbouwer moet kunnen leven van zijn productie. Vaak is dit een rem om mee te stappen in verhalen van waterveiligheid en klimaatrobuustheid. Er wordt geadviseerd om binnen dit beleidskader ook voldoende aandacht te hebben voor het perspectief van de landbouwer.
Advies: Er wordt geadviseerd om binnen het provinciaal Beleidsplan Ruimte ook sterker in te zetten op natuurverbindingen. Het aaneenschakelen van natuurgebieden met de nodige verbindingen vormt een randvoorwaarde om de populaties van onze fauna en flora voldoende divers te houden. Ook buiten natuurkernen en natuurverbindingen kan biologisch waardevolle natuur te vinden zijn. Ook deze natuur dient gekoesterd te worden.
Dit advies ligt ook in de lijn van de aanbeveling van het plan-MER, nl. dat er binnen het ontwerp Beleidsplan Ruimte West-Vlaanderen te weinig wordt ingezet op natuurverbindingen en dat de provincie hierin een belangrijke rol kan opnemen.
Met dit beleidskader wil men vooral de woon- en leefkwaliteit van alle dorps- en stadskernen versterken. Daarnaast is het ook belangrijk om inzicht te krijgen in het functioneren van het netwerk van dorps- en stadskernen. Hiertoe werd een onderzoek uitgevoerd dat weergeeft hoe een dorps- of stadskern zich vandaag ruimtelijk en functioneel tot haar omgeving verhoudt. Per kern worden zo twee parameters bepaald: de positie in het netwerk van kernen en de graad van stedelijkheid. Op basis hiervan kunnen dan specifieke behoeften (wonen, voorzieningen, ...) toegekend worden aan kernen.
Advies: Wat betreft de eerste parameter - d.i. de positie in het netwerk - valt op dat de 3 Wevelgemse deelgemeenten dezelfde positie innemen (nl. positie 2). De deelgemeente Wevelgem vervult eerder een bovenlokale rol en dan voelt het vreemd aan dat de deelgemeenten Wevelgem en Moorsele voor deze parameter gelijkgesteld worden. Daarnaast is er ook de bedenking dat voor de tweede parameter - d.i. de graad van stedelijkheid - de deelgemeenten Moorsele en Gullegem gelijkgesteld worden (nl. stedelijkheid 3). Binnen de gemeente wordt dit op een andere manier gepercipieerd. Er wordt gevraagd om dit kader bijkomend te evalueren (in overleg met de gemeente) en indien nodig ook bij te sturen.
Om het kernenbeleid verder uit te werken op het terrein is het van belang om te bepalen wat de beleidsmatige grens is tussen wat we beschouwen als (woon)kern en wat we beschouwen als open ruimte. De provincie stelt daarom voor om samen met de gemeenten de contouren van dorps- en stadskernen vast te leggen, dit in voorbereiding van de beleidsmatige kernafbakening voor een gemeentelijk Beleidsplan Ruimte.
Advies: Kernversterking is maatwerk. Een kern afbakenen om er een generiek beleid ‘kernversterking’ op te projecteren, lijkt dus niet nuttig. Het bepalen van waar we als gemeente géén kernversterking willen, is wel generiek en lijkt dus zinvoller. Er wordt voorgesteld om de focus te verleggen naar een afbakening van zones waar een open ruimte beleid moet gevoerd worden. Daarom wordt voorgesteld om net andersom de open ruimte af te bakenen.
Binnen dit beleidskader zijn er 3 beleidslijnen:
Advies: Binnen de 3de beleidslijn wordt opgenomen dat zonnepanelen kunnen worden toegestaan in de bebouwde ruimte (met een harde bestemming) als het gaat om restpercelen. De vraag is of het toelaten van zonnepanelen op het maaiveld op restpercelen wenselijk is. Vandaag is er nog een groot potentieel aan daken die onbenut zijn. Er wordt geadviseerd om dergelijke restpercelen bij voorkeur in te zetten voor vergroening of kwalitatieve verdichting voor zover deze op een geschikte locatie gelegen zijn.
Neemt kennis van het voorstel van advies van het college van burgemeester en schepenen aangaande het ontwerp van provinciaal Beleidsplan Ruimte West-Vlaanderen en het bijhorende ontwerp plan-MER.
Bevestigt het advies van het college van burgemeester en schepenen ter zake en vraagt om dit advies over te maken aan de provincie West-Vlaanderen, voor het einde van het openbaar onderzoek.