De bijzondere politieverordening betreffende de gemeentelijke administratieve sancties voor de overtredingen betreffende het stilstaan en parkeren en voor de overtredingen betreffende de verkeersborden C3, F103 en F111 wordt vastgesteld.
Op basis van artikel 3, 3° van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties (hierna GAS-wet) kunnen lokale besturen overtredingen betreffende het stilstaan en parkeren, alsook het niet in acht nemen van de verkeersborden 'C3' en 'F103', op hun grondgebied begaan, sanctioneren met een gemeentelijke administratieve geldboete (zgn. GAS 4), op voorwaarde dat:
1. deze sanctioneringsbevoegdheid, alsook de concrete verkeersinbreuken waarvoor ze zou gelden, uitdrukkelijk opgenomen werden in eigen reglementering;
2. een protocolakkoord afgesloten werd tussen het lokale bestuur en het parket.
Via een schrijven van 23 februari 2024 van de procureur des Konings werden de nieuwe richtlijnen met betrekking tot de toepassing van GAS in het arrondissement West-Vlaanderen (arrondissementele omzendbrief WVL 2024/05) bezorgd en werden alle gemeenten van het arrondissement West-Vlaanderen uitgenodigd een nieuw protocolakkoord af te sluiten. In voornoemde omzendbrief wordt een eenvormig protocolakkoord bepaald, dat in het hele arrondissement gebruikt zal worden.
Op die manier wil het parket West-Vlaanderen duidelijkheid scheppen over de toepassing van GAS met betrekking tot gemengde inbreuken in het arrondissement West-Vlaanderen en daarbij een zo groot mogelijke uniformiteit nastreven. Deze werkwijze biedt ook de beste waarborgen voor de rechtsonderhorige naar rechtszekerheid toe. Het modelprotocolakkoord bevat ook bepalingen rond GAS 4. Het protocolakkoord zoals goedgekeurd door het college van burgemeester en schepenen in zitting van 5 juni 2024 wordt voorgelegd ter bekrachtiging aan de gemeenteraad van heden.
De wet van 11 december 2023 (tot wijziging van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties, van de nieuwe gemeentewet en van de wet van 15 mei 2007 tot instelling van de functie van gemeenschapswacht, tot instelling van de dienst gemeenschapswachten en tot wijziging van artikel 119bis van de nieuwe gemeentewet, hierna wijzigingswet) wijzigde ook artikel 3, 3° van de GAS-wet. Er kan voortaan ook gehandhaafd worden via GAS 4 op het inhaalverbod in fietszones (verkeersbord 'F111'), zij het dat de sanctionerend ambtenaar maar sancties kan opleggen voor inbreuken op het verkeersbord 'F111' wanneer deze inbreuk effectief opgenomen wordt in de lijst van artikel 2 van het koninklijk besluit van 9 maart 2014 (betreffende de gemeentelijke administratieve sancties voor de overtredingen betreffende het stilstaan en het parkeren en voor de overtredingen betreffende de verkeersborden C3 en F 103, vastgesteld met automatisch werkende toestellen). Het voorlopig (in afwachting van de aanpassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 9 maart 2014) weglaten van de bevoegdheid inzake fietszones (voorheen fietsstraten) in de bijzondere politieverordening is alvast géén optie, vermits er op die manier een tegenstrijdigheid zou bestaan tussen enerzijds de bijzondere politieverordening en anderzijds het protocolakkoord dat werd goedgekeurd door het college van burgemeester en schepenen op 5 juni 2024 en dat wordt voorgelegd ter bekrachtiging aan de gemeenteraad van heden.
Het principe over de al dan niet invoering van de bijzondere politieverordening GAS 4 kwam aan bod in de gemeenteraadscommissie van 27 mei 2024.
De bijzondere politieverordening betreffende de gemeentelijke administratieve sancties voor de overtredingen betreffende het stilstaan en parkeren en voor de overtredingen betreffende de verkeersborden C3, F103 en F111 wordt vastgesteld als volgt:
HOOFDSTUK 1. Toepassingsgebied
Afdeling 1. Territoriaal toepassingsgebied
Artikel 1
Deze bijzondere politieverordening geeft uitvoering aan artikel 3, 3° van de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties, met latere wijzigingen (hierna GAS-wet), dat bepaalt dat de gemeenteraad voor de inbreuken opgesomd in het koninklijk besluit van 9 maart 2014 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties voor de overtredingen betreffende het stilstaan en het parkeren en voor de overtredingen betreffende de verkeersborden C3, F103 en F111, kan voorzien in gemeentelijke administratieve sancties.
Deze bijzondere politieverordening is van toepassing op het grondgebied van de gemeente Wevelgem met uitsluiting van de autosnelwegen die dit grondgebied doorkruisen.
Afdeling 2. Personeel toepassingsgebied
Artikel 2
Deze bijzondere politieverordening is van toepassing op:
1) meerderjarige natuurlijke personen;
2) rechtspersonen.
HOOFDSTUK 2. Definities
Artikel 3
De definities opgenomen in het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg zijn evenzeer van toepassing op onderhavige politieverordening.
HOOFDSTUK 3. Vaststellers
Artikel 4
§1. Alle inbreuken op de bepalingen van deze bijzondere politieverordening kunnen worden vastgesteld door:
1° politieambtenaren en agenten van politie;
2° gemeentelijke ambtenaren die voldoen aan de voorwaarden van het koninklijk besluit van 21 december 2013 tot vaststelling van de minimumvoorwaarden inzake selectie, aanwerving, opleiding en bevoegdheid van de ambtenaren en personeelsleden die bevoegd zijn tot vaststelling van de inbreuken die aanleiding kunnen geven tot de oplegging van een gemeentelijke administratieve sancties, met latere wijzigingen.
§2. Inbreuken op de artikelen 24, 25 en 26 van deze bijzondere politieverordening kunnen bovendien vastgesteld worden door middel van automatisch werkende toestellen, bedoeld in artikel 62 van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer ('de wegverkeerswet'). Wanneer zij desalniettemin zonder automatisch werkend toestel worden vastgesteld, dient de bestuurder onmiddellijk geïdentificeerd te worden. Indien het niet mogelijk is om de bestuurder op het ogenblik van de vaststelling te identificeren, gelden
de regels betreffende de kentekenaansprakelijkheid, zoals bepaald in artikel 33 van de GAS-wet.
§3. Op voorwaarde dat voorafgaandelijk een machtiging werd verkregen van de minister bevoegd voor Binnenlandse zaken, hebben de onder §1, 2° vermelde personen, in het kader van de uitoefening van hun bevoegdheden, toegang tot de volgende persoonsgegevens van de overtreder uit het rijksregister:
- de identificatiegegevens, meer bepaald de naam, voornamen en geboortedatum van de persoon;
- de hoofdverblijfplaats;
- het rijksregisternummer;
- desgevallend de datum van overlijden
Bovendien hebben de onder §1, 2° vermelde personen, in het kader van de uitoefening van hun bevoegdheden, toegang tot de hiervoor ter zake dienende gegevens van de Kruispuntbank van de voertuigen, op voorwaarde dat voorafgaandelijk een machtiging werd verkregen, zoals bedoeld in artikel 18 van de wet van 19 mei 2010 houdende oprichting van de Kruispuntbank van de voertuigen.
§4. Alle originele vaststellingen van de in deze politieverordening bedoelde inbreuken dienen uiterlijk binnen de twee maanden na de vaststelling overgemaakt te worden aan de sanctionerend ambtenaar.
Gebeurt de vaststelling door de onder §1, 2° vermelde personen, dan hebben deze personen de keuze om gebruik te maken van een gehandtekend gematerialiseerd verslag, dan wel een elektronisch ondertekend gedematerialiseerd verslag. In dit laatste geval volstaat, in afwijking op het eerste lid, de verzending van een digitale kopie van het vaststellingsverslag aan de sanctionerend ambtenaar.
Gebeurt de vaststelling door de onder §1, 1° vermelde personen, dan worden de op basis van deze politieverordening vastgestelde inbreuken opgenomen in een proces-verbaal dat bovendien bewijskracht heeft tot bewijs van het tegendeel, op voorwaarde dat een afschrift ervan binnen een termijn van veertien dagen overgemaakt wordt aan de overtreder. Dit tegenbewijs kan met alle middelen van recht geleverd worden.
HOOFDSTUK 4. Overtredingen van de eerste categorie
Artikel 5 Parkeren in erven en woonerven
Binnen de woonerven en de erven, is het parkeren verboden, behalve:
- op de plaatsen die afgebakend zijn door wegmarkeringen of door een wegbedekking in een andere kleur en waar de letter 'P' aangebracht is;
- op plaatsen waar een verkeersbord het toelaat.
Artikel 6 Stilstaan en parkeren op verhoogde inrichtingen
Op de openbare wegen voorzien van verhoogde inrichtingen, die aangekondigd zijn door de verkeersborden A14 en F87, of die op de kruispunten alleen aangekondigd zijn door de verkeersborden A14, of die gelegen zijn binnen een zone afgebakend door de verkeersborden F4a en F4b, is stilstaan en parkeren verboden op deze inrichtingen, behoudens plaatselijke reglementering.
Artikel 7 Parkeren voetgangerszones
In voetgangerszones is het parkeren verboden.
Artikel 8 Opstelling stilstaand of geparkeerd voertuig ten opzichte van de rijrichting
Elk stilstaand of geparkeerd voertuig moet worden opgesteld rechts ten opzichte van zijn rijrichting.
Indien het een rijbaan is met éénrichtingsverkeer, mag het evenwel langs de ene of langs de andere kant opgesteld worden.
Artikel 9 Stilstaan of parkeren op een berm
Elk stilstaand of geparkeerd voertuig moet worden opgesteld:
Artikel 10 Stilstaan of parkeren volledig of deel op de rijbaan
Elk voertuig dat volledig of ten dele op de rijbaan opgesteld is, moet geplaatst worden:
1° zover mogelijk van de aslijn van de rijbaan;
2° evenwijdig met de rand van de rijbaan, behoudens bijzondere plaatsaanleg;
3° in één enkele file.
Motorfietsen zonder zijspan of aanhangwagen mogen evenwel haaks op de rand van de rijbaan parkeren voor zover zij daarbij de aangeduide parkeermarkering niet overschrijden.
Artikel 11 Opstelling fietsen en tweewielige bromfietsen
Fietsen en tweewielige bromfietsen moeten buiten de rijbaan en de parkeerzones bedoeld in artikel 75.2 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg opgesteld worden zonder het verkeer van de andere weggebruikers te hinderen of onveilig te maken, behalve op plaatsen gesignaleerd zoals voorzien in artikel 70.2.1.3°.f van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg.
Artikel 12 Opstelling motorfietsen
Motorfietsen mogen buiten de rijbaan en de parkeerzones bedoeld in artikel 75.2 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer van het gebruik van de openbare weg, opgesteld worden zonder het verkeer van de andere weggebruikers te hinderen of onveilig te maken.
Artikel 13 Stilstaan en parkeren op plaatsen waar gevaar veroorzaakt kan worden of onnodige hinder zou veroorzaken
Het is verboden een voertuig te laten stilstaan of te parkeren op elke plaats waar het duidelijk een gevaar zou kunnen betekenen voor de andere weggebruikers of waar het onnodig zou kunnen hinderen, inzonderheid:
1° Op 3 meter of meer doch op minder dan 5 meter van de plaats waar de fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen verplicht zijn het fietspad te verlaten om op de rijbaan te rijden of de rijbaan te verlaten om op het fietspad te rijden;
2° Op de rijbaan op 3 meter of meer doch op minder dan 5 meter voor de oversteekplaatsen voor voetgangers en de oversteekplaatsen voor fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen;
3° In de nabijheid van de kruispunten, op minder dan 5 meter van de verlenging van de naastbijgelegen rand van de dwarsrijbaan, behoudens plaatselijke reglementering;
4° Op minder dan 20 meter voor de verkeerslichten op de kruispunten, behoudens plaatselijke reglementering;
5° Op minder dan 20 meter voor de verkeerslichten buiten de kruispunten behalve voor voertuigen waarvan de hoogte, lading inbegrepen, niet meer dan 1,65 m bedraagt, wanneer de onderkant van die verkeerslichten zich ten minste 2 meter boven de rijbaan bevindt;
6° Op minder dan 20 meter voor de verkeersborden behalve voor voertuigen waarvan de hoogte, lading inbegrepen, niet meer dan 1,65 m bedraagt, wanneer de onderkant van die verkeersborden zich ten minste 2 meter boven de rijbaan bevindt.
Artikel 14 Parkeren op specifieke plaatsen zoals omschreven in artikel 25.1, 1°, 2°, 3°, 5°, 8° tot 13° van het KB van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg
Het is verboden een voertuig te parkeren:
1° Op minder dan 1 meter zowel voor als achter een ander stilstaand of geparkeerd voertuig en op elke plaats waar het voertuig het instappen in of het wegrijden van een ander voertuig zou verhinderen;
2° Op minder dan 15 meter aan weerszijden van een bord dat een autobus-, trolleybus- of tramhalte aanwijst;
3° Voor de inrij van eigendommen, behalve de voertuigen waarvan het inschrijvingsteken leesbaar op die inrij is aangebracht;
4° Op elke plaats waar het voertuig de toegang tot buiten de rijbaan aangelegde parkeerplaatsen zou verhinderen;
5° Buiten de bebouwde kommen op de rijbaan van een openbare weg waarop het verkeersbord B9 is aangebracht;
6° Op de rijbaan wanneer deze verdeeld is in rijstroken, behalve op de plaatsen waar het verkeersbord E9a of E9b is aangebracht;
7° Op de rijbaan langs de gele onderbroken streep, bedoeld in artikel 75.1.2° van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg;
8° Op rijbanen met tweerichtingsverkeer tegenover een ander stilstaand of geparkeerd voertuig, wanneer twee andere voertuigen daardoor elkaar moeilijk zouden kunnen kruisen;
9° Op de middelste rijbaan van een openbare weg met drie rijbanen;
10° Buiten de bebouwde kommen, langs de linkerkant van een rijbaan van een openbare weg met twee rijbanen of op de middenberm die deze rijbanen scheidt.
Artikel 15 Onjuiste aanduiding parkeerschijf
Het is verboden onjuiste aanduidingen op de schijf te laten verschijnen. De aanduidingen van de schijf mogen niet gewijzigd worden voordat het voertuig de parkeerplaats verlaten heeft.
Artikel 16 Parkeren onrijvaardige motorvoertuigen en aanhangwagens
Het is verboden op de openbare weg motorvoertuigen die niet meer kunnen rijden en aanhangwagens langer dan vierentwintig uur na elkaar te parkeren.
Artikel 17 Parkeren auto’s, slepen en aanhangwagens met een MTM van meer dan 7,5 ton
Binnen de bebouwde kommen is het verboden op de openbare weg auto’s, slepen en aanhangwagens met een maximale toegelaten massa van meer dan 7,5 ton langer dan acht uur na elkaar te parkeren, behalve op de plaatsen waar het verkeersbord E9a, E9c of E9d is aangebracht.
Artikel 18 Parkeren reclamevoertuigen
Het is verboden op de openbare weg reclamevoertuigen langer dan drie uur na elkaar te parkeren.
Artikel 19 Verkeersborden betreffende het stilstaan en parkeren
Verkeersborden E1, E3, E5, E7 en van type E9 betreffende het stilstaan en parkeren niet in acht nemen.
Artikel 20 Verkeersbord halfmaandelijks parkeren
Het verkeersbord E11 niet in acht nemen.
Artikel 21 Stilstaan en parkeren op verkeersgeleiders en verdrijvingsvlakken
Het stilstaan of parkeren is verboden op markeringen van verkeersgeleiders en verdrijvingsvlakken.
Artikel 22 Stilstaan en parkeren op witte markering parkeerzone
Het stilstaan of parkeren is verboden op witte markeringen bedoeld in artikel 77.5 van het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg die de plaatsen afbakenen waar de voertuigen moeten staan.
Artikel 23 Stilstaan en parkeren op dambordmarkeringen
Het stilstaan of parkeren is verboden op de dambordmarkering die bestaat uit witte vierkanten die op de grond zijn aangebracht.
Artikel 24 Verboden toegang, in beide richtingen, voor iedere bestuurder
Het niet in acht nemen van het verkeersbord C3.
Artikel 25 Verkeer in voetgangerszones
Het niet in acht nemen van het verkeersbord F103.
Artikel 26 Verbod op inhalen in fietszone
Het niet in acht nemen van het verkeersbord F111.
HOOFDSTUK 5. Overtredingen van de tweede categorie
Artikel 27 Stilstaan en parkeren op autowegen
Het is verboden een voertuig te laten stilstaan of parkeren op autowegen, behalve op de parkeerstroken, aangewezen door het verkeersbord E9a.
Artikel 28 Stilstaan en parkeren op specifieke plaatsen zoals omschreven in artikel 24, lid1, 1°, 2°, 4° tot en met 6° van het KB van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg
Het is verboden een voertuig te laten stilstaan of te parkeren op elke plaats waar het duidelijk een gevaar zou kunnen betekenen voor de andere weggebruikers of waar het hun onnodig zou kunnen hinderen, inzonderheid:
1° Op de trottoirs en binnen de bebouwde kommen, op de verhoogde bermen, behoudens plaatselijke reglementering;
2° Op de fietspaden en op minder dan 3 meter van de plaats waar de fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen verplicht zijn het fietspad te verlaten om op de rijbaan te rijden of de rijbaan te verlaten om op het fietspad te rijden;
3° Op de oversteekplaatsen voor voetgangers, op de oversteekplaatsen voor fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen en op de rijbaan op minder dan 3 meter voor deze oversteekplaatsen;
4° Op de rijbaan in de onderbruggingen, in de tunnels en behoudens plaatselijke reglementering onder de bruggen;
5° Op de rijbaan nabij de top van een helling en in een bocht wanneer de zichtbaarheid onvoldoende is.
Artikel 29 Parkeren op specifieke plaatsen zoals omschreven in artikel 25.1, 4°, 6°, 7° van het KB van 1 december 1975 houdende algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en van het gebruik van de openbare weg
Het is verboden een voertuig te parkeren:
1° Op de plaatsen waar de voetgangers en de fietsers en bestuurders van tweewielige bromfietsen op de rijbaan moeten komen om omheen een hindernis te gaan of te rijden;
2° Op de plaatsen waar de doorgang van spoorvoertuigen zou belemmerd worden;
3° Wanneer de vrije doorgang op de rijbaan minder dan 3 meter breed zou worden.
HOOFDSTUK 6. Sanctionering
Artikel 30
De inbreuken op de artikelen uit hoofdstuk 4 van deze bijzondere politieverordening worden gesanctioneerd met een gemeentelijke administratieve geldboete of een onmiddellijke betaling zoals bepaald in artikel 2, §1 van het koninklijk besluit betreffende de gemeentelijke administratieve sancties voor de overtredingen betreffende het stilstaan en het parkeren en voor de overtredingen betreffende de verkeersborden C3 en F103, vastgesteld met automatisch werkende toestellen.
Artikel 31
De inbreuken op de artikelen uit hoofdstuk 5 van deze bijzondere politieverordening worden gesanctioneerd met een gemeentelijke administratieve geldboete of een onmiddellijke betaling zoals bepaald in artikel 2, §2 van het koninklijk besluit betreffende de gemeentelijke administratieve sancties voor de overtredingen betreffende het stilstaan en het parkeren en voor de overtredingen betreffende de verkeersborden C3 en F103, vastgesteld met automatisch werkende toestellen.
HOOFDSTUK 7. Procedure
Artikel 32
De sanctionerende ambtenaar deelt binnen de vijftien dagen na ontvangst van de vaststelling van de inbreuk, bij gewone zending, aan de overtreder de gegevens mee met betrekking tot de vastgestelde feiten en de begane inbreuk, alsook het bedrag van de administratieve geldboete.
Artikel 33
De administratieve boete wordt betaald door de overtreder binnen de dertig dagen na de kennisgeving ervan, tenzij de overtreder binnen deze termijn zijn verweermiddelen bij gewone zending laat geworden aan de sanctionerend ambtenaar. De overtreder kan binnen deze termijn op zijn verzoek gehoord worden wanneer het bedrag van de administratieve geldboete hoger ligt dan 70 euro.
Artikel 34
Verklaart de sanctionerend ambtenaar de verweermiddelen niet gegrond, dan brengt hij de overtreder hiervan, binnen de zes maanden te rekenen vanaf de datum van de vaststelling de inbreuk, op een met redenen omklede wijze bij gewone zending op de hoogte met verwijzing naar de te betalen administratieve geldboete die binnen een nieuwe termijn van dertig dagen na deze kennisgeving moet worden betaald.
Artikel 35
Wordt de administratieve geldboete niet betaald binnen de eerste termijn van dertig dagen, dan wordt, behoudens in geval van verweermiddelen, een herinnering verstuurd bij gewone zending met uitnodiging tot betaling binnen een nieuwe termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de kennisgeving van die herinnering.
Artikel 36
De beslissing van de sanctionerend ambtenaar om een boete op te leggen, kan gedwongen worden uitgevoerd indien de boete niet werd betaald binnen de termijn van dertig dagen na de herinnering zoals bepaald in artikel 35 van deze verordening, tenzij de overtreder binnen deze termijn een beroep instelt bij de politierechtbank.
HOOFDSTUK 8. Slotbepalingen
Afdeling 1. Bekendmaking
Artikel 37
Deze bijzondere politieverordening wordt bekend gemaakt overeenkomstig artikel 286 van het decreet lokaal bestuur. Zij zal tevens worden gepubliceerd op de website van gemeente Wevelgem samen met het verplicht protocolakkoord dat werd afgesloten met de procureur des Konings van de provincie West-Vlaanderen.
Afdeling 2. Inwerkingtreding
Artikel 38
Onderhavige bijzondere politieverordening treedt in werking op 1 juli 2024, met uitzondering van artikel 25, dat pas in werking zal treden ten vroegste op 1 juli 2024 en van zodra de toekomstige aanvulling van artikel 2 van het koninklijk besluit van 9 maart 2014 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties voor de overtredingen betreffende het stilstaan en het parkeren en voor de overtredingen betreffende de verkeersborden C3 en F 103, vastgesteld met automatisch werkende toestellen met deze inbreuk zélf in werking zal getreden zijn.
Afdeling 3. Overgangsbepalingen
Artikel 39
Alle overtredingen die worden vastgesteld na de inwerkingtreding van deze politieverordening worden onderworpen aan de sancties van huidige politieverordening.
Artikel 40
Een afschrift van deze politieverordening wordt toegestuurd aan het provinciebestuur van de provincie West-Vlaanderen, de procureur des Konings van West-Vlaanderen, de griffie van de rechtbank van eerste aanleg van West-Vlaanderen – afdeling Kortrijk, de griffie van de politierechtbank van West-Vlaanderen – afdeling Kortrijk, aan de bevoegde sanctionerende ambtenaren, de korpschef van de politiezone Grensleie en aan de voorzitter van het politiecollege.