Terug
Gepubliceerd op 26/06/2025

Besluit  college van burgemeester en schepenen

wo 18/06/2025 - 17:00

Wijziging rechtspositieregeling gemeentepersoneel inzake vakantiedagen en arbeidsongeschiktheid

Aanwezig: Jan Seynhaeve, burgemeester
Kevin Defieuw, Geert Breughe, Mathieu Desmet, Lobke Maes, Stijn Tant, Bas Surmont, Marie De Clerck, schepenen
Kurt Parmentier, algemeen directeur

De rechtspositieregeling van het gemeentepersoneel wordt gewijzigd op het vlak van vakantiedagen en arbeidsongeschiktheid.

Feiten, context en argumentatie

Het college van burgemeester en schepenen en het vast bureau legden een voorstel voor inzake wijziging van de rechtspositieregelingen van het gemeente- en OCMW-personeel op het vlak van arbeidsongeschiktheid en vakantiedagen aan het syndicaal overleg- en onderhandelingscomité.

Dit houdt een wijziging van de rechtspositieregelingen van het gemeente- en OCMW-personeel in.

Voor een toelichting rond het voorstel wordt verwezen naar de beslissingen van het college van burgemeester en schepenen van 23 april 2025 en 27 mei 2025 houdende het voorstel wijziging rechtspositieregeling gemeentepersoneel inzake vakantiedagen en arbeidsongeschiktheid.

 

Er werd een protocol van akkoord afgesloten met ACV Openbare Diensten op 11 juni 2025.

Beslissing

De rechtspositieregeling van het gemeentepersoneel wordt als volgt gewijzigd:

 

  • Toevoeging van een nieuw artikel 244bis als volgt:

 

Art. 244bis. Wanneer het personeelslid zijn wettelijke vakantiedagen (tot maximaal 20) niet heeft kunnen opnemen tegen 1 januari van het jaar volgend op het vakantiejaar:

1° wegens afwezigheid door een (arbeids)ongeval en (beroeps)ziekte, moederschapsrust of vaderschapsverlof (omgezette moederschapsrust bij hospitalisatie of overlijden van de moeder), geboorte- en adoptieverlof, profylactisch verlof, verlof voor pleegzorg en pleegouderverlof: worden de niet opgenomen wettelijke vakantiedagen (tot maximaal 20) die niet meer ingepland konden worden volgens het aantal werkbare dagen overgedragen en kunnen ze nog worden opgenomen tot 24 maanden na 31 december van het vakantiejaar waarop de vakantiedagen betrekking hebben.

2° wegens overmacht: worden de niet opgenomen wettelijke vakantiedagen (tot maximaal 20) die niet meer ingepland konden worden volgens het aantal werkbare dagen overgedragen en kunnen ze nog worden opgenomen tot 24 maanden na 31 december van het vakantiejaar waarop de vakantiedagen betrekking hebben.

3° wegens uitdiensttreding omwille van een andere reden dan pensionering: worden de niet opgenomen wettelijke vakantiedagen uitbetaald.

4° wegens pensionering: worden de niet opgenomen wettelijke vakantiedagen uitbetaald. 

5° wegens overlijden: worden de niet opgenomen wettelijke vakantiedagen uitbetaald aan de erfgenamen.

 

  • Toevoeging van een nieuw artikel 244ter als volgt:

 

Art. 244ter. Opgenomen vakantiedagen worden aangerekend in volgende volgorde:

  • op het overgedragen verlof, in het geval van een algemene verlofoverdracht tot en met 31 maart van het kalenderjaar volgend op het vakantiejaar;
  • op de 'wettelijke' vakantiedagen;
  • op de bijkomende vakantiedagen.

 

  • Wijziging van artikel 244 als volgt:

 

Art. 244. Als een statutair personeelslid ziek wordt voor de aanvang van een vakantiedag of een periode van vakantiedagen, dan wordt de vakantie opgeschort en worden de ziektedagen aangerekend op het beschikbare ziektekrediet.

Als een statutair personeelslid tijdens zijn vakantie in het ziekenhuis opgenomen wordt, dan wordt de vakantie opgeschort vanaf de eerste dag van de ziekenhuisopname.

Als een personeelslid arbeidsongeschikt wordt voor de aanvang van aangevraagde en toegestane vakantiedagen, wordt de vakantie opgeschort.

Als een personeelslid arbeidsongeschikt wordt tijdens een periode van opname van vakantieverlof, wordt het vakantieverlof omgezet in ziekteverlof. Het personeelslid bezorgt een geneeskundig getuigschrift binnen de twee werkdagen te rekenen vanaf het begin van de afwezigheid wegens arbeidsongeschiktheid of, in geval van overmacht, binnen een redelijke termijn. Het personeelslid verwittigt ook de werkgever over zijn verblijfsadres wanneer dit niet het thuisadres is. Het personeelslid dat de vakantiedagen onmiddellijk na de ziekteperiode wenst op te nemen, moet dit meedelen op het moment van het voorleggen van het geneeskundig getuigschrift. Na akkoord van de werkgever kunnen de vakantiedagen meteen na de periode van arbeidsongeschiktheid opgenomen worden.

 

  • Aanvulling van artikel 254 als volgt:

 

Art. 254. Het statutaire personeelslid dat geen recht heeft op uitkeringen in het kader van de ziekte- en invaliditeitsverzekering, heeft recht op ziekteverlof volgens een stelsel van ziektekredietdagen. Voor opgenomen ziektekredietdagen wordt het gewone salaris betaald.

De ziektekredietdagen worden toegekend in de vorm van een krediet van eenentwintig werkdagen per jaar volledige dienstactiviteit.

De waarde van een ziektekredietdag wordt als volgt vastgelegd:

  • voor een voltijds tewerkgesteld personeelslid in de 36-uurregeling: 1 dag ziektekrediet = 7,2 uren;
  • voor een voltijds tewerkgesteld personeelslid in de 38-uurregeling: 1 dag ziektekrediet = 7,6 uren.

(...)

 

  • Wijziging van artikel 257 als volgt:

 

Art. 257. §1. Het statutair personeelslid dat afwezig is wegens ziekte of ongeval privéleven kan in het kader van de re-integratie de toestemming krijgen om de arbeid gedeeltelijk te hervatten.

De toestemming wordt verleend voor een periode van ten hoogste drie maanden en volgens een prestatiebreuk overeenkomstig het advies van de preventieadviseur-arbeidsarts.

De gedeeltelijke werkhervatting kan worden geweigerd indien niet verzoenbaar met de goede werking van de dienst.

Onder dezelfde voorwaarden en op dezelfde wijze als bij het toestaan van de eerste periode van deeltijdse prestaties wegens ziekte kan het bestuur de periode van deeltijdse prestaties wegens ziekte meermaals verlengen met een periode van telkens ten hoogste drie maanden.

§2. De afwezigheid van het statutair personeelslid tijdens een periode van deeltijdse prestaties wegens arbeidsongeschiktheid wordt beschouwd als verlof voor gedeeltelijke werkhervatting.

Het statutair personeelslid krijgt tijdens een periode van deeltijdse prestaties wegens arbeidsongeschiktheid het salaris voor de effectief geleverde prestaties, vermeerderd met 37,5% van het salaris dat verschuldigd zou zijn voor de prestaties die niet worden geleverd. Dit salaris mag niet lager zijn dan het wachtgeld dat het personeelslid zou krijgen als het in disponibiliteit wegens arbeidsongeschiktheid zou worden gesteld overeenkomstig artikel 263.

In afwijking van artikel 257, §2, lid 2 kan op verzoek van het personeelslid de afwezigheid tijdens de periode van deeltijdse prestaties wegens arbeidsongeschiktheid aangerekend worden op het ziektekrediet met behoud van het volledige salaris.

 

  • Wijziging van artikel 262, §1 als volgt:

 

Art. 262. §1. Een statutair personeelslid dat geen recht heeft op uitkeringen in het kader van de ziekte- en invaliditeitsverzekering, wordt bij afwezigheid wegens ziekte of invaliditeit in disponibiliteit gesteld op het ogenblik dat het personeelslid het totale aantal beschikbare ziektekredietdagen, toegekend volgens de bepalingen van deze rechtspositieregeling, heeft opgebruikt.

 

  • De term ‘ziekteverlof’ wordt in de rechtspositieregeling vervangen door de term ‘verlof wegens arbeidsongeschiktheid’.
 
 
  • Volgende overgangsregeling wordt vastgelegd met betrekking tot de nieuwe regeling voor de gedeeltelijke werkhervatting na arbeidsongeschiktheid van statutair tewerkgesteld personeel

Lopende gedeeltelijke werkhervattingen volgen de huidige regeling. Verlengingen of nieuwe gedeeltelijke werkhervattingen, ingaande ten vroegste vanaf de dag na de beslissing tot wijziging van de rechtspositieregeling volgen de nieuwe regeling.